Richtlijnen voor auteurs

Richtlijnen voor auteurs Tiecelijn

Tiecelijn. Jaarboek van het Reynaertgenootschap wil getuigen van het doorleven van Reynaert de vos, de Reynaertstudie nieuwe impulsen geven en een forum zijn voor en verbinding tussen alle reynaerdofielen, waar ook ter wereld.
Tiecelijn is een Nederlandstalige literaire, wetenschappelijke én vulgariserende publicatie die aandacht schenkt aan literatuur, literatuurgeschiedenis, folklore, heemkunde, geschiedenis, educatie, geopolitiek, milieu en toerisme.
Tiecelijn brengt artikels, interviews, (bibliografische) overzichten, boekbesprekingen, iconografisch materiaal, columns, curiosa en aankondigingen van manifestaties en publicaties.
Tiecelijn richt zich tot geïnteresseerden, hoogleraren, onderzoekers, leraren, studenten, heemkundigen, kunstenaars, leden van de diverse Reynaertverenigingen, journalisten, literatuurliefhebbers en literairhistorici. 
Tiecelijn is niet te vatten in de gebruikelijke categorieën en typologieën en is gericht op een niche. Steeds staat Reynaert centraal; hij is schurk en schelm, middeleeuwer en tijdgenoot, lokaal verankerd en wereldburger.

Indiening artikels

Artikels worden digitaal aan de redactie toegestuurd: info@reynaertgenootschap.be.
Het redactieadres is: Nijverheidsstraat 32 – 9100 Sint-Niklaas.
Data kopij: deadline is 15 juni 2022 voor jaarboek 35; 15 december 2022 voor jaarboek 36, tenzij anders met de hoofdredacteur afgesproken.

Beoordeling

De beoordeling gebeurt door voorlegging aan de redactie en kan via (double blind) peer review verlopen. Artikels kunnen te allen tijde door de redactie geweigerd worden na lezing en beoordeling door de redacteuren of externen.

De redactie streeft naar artikels die stilistisch variëren. Toch bestaat er een zogenaamde Tiecelijnstijl: bijdragen zijn vlot geschreven, leesbaar en fris. Hermetisch taalgebruik en al te lange voetnoten zijn niet wenselijk.

Rechten en verantwoordelijkheden

Overname van artikelen of gedeelten van artikels mag alleen met de (digitale) toestemming van de auteur en van de redactie.
Elke auteur is inhoudelijk verantwoordelijk voor zijn eigen bijdrage.
Auteurs ontvangen geen honorarium voor hun bijdrage. Zij ontvangen wel enkele interessante reynaerdiana.

Papier en digitaal

Tiecelijn 34 t.e.m. 38 verschijnen zowel op papier als digitaal. Bij publicatie in Tiecelijn gaat de auteur akkoord met opname van het artikel op www.reynaertgenootschap.be vanaf de dag van publicatie én met de mogelijke opname op de DBNL.
Auteurs van artikels en langere bijdragen ontvangen maximaal vijf presentexemplaren, auteurs van recensies en korte bijdragen maximaal drie. Elke auteur ontvangt Tiecelijn digitaal én ontvang tevens een digitaal exemplaar van de eigen bijdrage.

Omvang

Artikels voor Tiecelijn beslaan bij voorkeur maximaal 5-10 pagina’s (exclusief illustraties). Er is evenwel geen formele beperking. Langere bijdragen zijn mogelijk (in verhouding tot het onderwerp, het belang van het onderwerp/onderzoek, op vraag van de redactie).
Langere artikels kunnen interessant zijn in functie van het thematische luik van het jaarboek. Recensies zijn bij voorkeur kort. Langere recensies zijn erg welkom op de website.

Illustraties

Tiecelijn hecht belang aan kwalitatief illustratiemateriaal. Indien een auteur illustraties wenst op te nemen, moet hij/zij zelf zorgen voor reproduceerbaar materiaal (liefst digitaal) en (in afspraak met de hoofdredacteur) instaan voor de reproductierechten (die worden door de vzw RG vergoed). Digitale afbeeldingen dienen te worden geleverd met een minimale resolutie van 300 dpi. Tiecelijn zorgt ervoor dat rechthebbenden de nodige exemplaren van de publicatie ontvangen.

Taal

Artikels worden uitsluitend in het Nederlands gepubliceerd. Vertalingen kunnen evenwel op de website worden geplaatst. De auteur is steeds verantwoordelijk voor de vertaling en de correctheid ervan.
Citaten in vreemde talen worden in principe vertaald/niet-vertaald:
               Modern Engels: neen    
               Modern Frans en Duits: af te spreken.
               Oudfrans, Oudengels: ja
               Middelnederlands: ja/neen, m.u.v. de Reynaert?
               Latijn: ja

Oorspronkelijke citaten/teksten worden in de hoofdtekst / in voetnoot opgenomen.

Onze scheidsrechters bij taalvraagstukken zijn

Hulp nodig bij het schrijven: probeer https://schrijfassistent.be/splash.php.
Binnen 1 artikel wordt consequentie op alle niveaus nagestreefd. Tussen artikels zijn kleine variaties mogelijk, hoewel het streven naar eenheid centraal staat.
De interpunctie volgt de normen van het Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN). Dit betekent dat dubbele punt, puntkomma, uitroep- en vraagteken zonder spatie volgen op het laatste woord. Na de punt en de opgesomde leestekens volgt een spatie, voor en na een gedachtestreepje (steeds halflang) en drie puntjes steeds een spatie.
Het schuine streepje wordt alleen tussen twee woorden zonder spaties geschreven: Antwerpen/Leuven; tussen zinnen of woordgroepen wordt er een spatie gebruikt.
Idem voor het platte streepje: A.A. Amundsen, 1900-1977; maar Oslo, 25-12-1900 – Alesund, 2-03-1977.

Een artikel ziet er in de regel als volgt uit:

– Titel
(- Ondertitel: cursief; daarna witregel.)
– Naam van de auteur in KLEIN KAPITAAL (zonder titels of functieaanduidingen);
daarna twee witregels.

Algemeen

– Tussenkopjes (in vet – geen kapitaal) worden voorafgegaan door twee witregels gevolgd door een witregel; ze worden in principe niet genummerd, tenzij dat functioneel is.
– Het nummer van paragrafen via een opsomming van cijfers (in vet) is toegestaan. (1  2  3)
– Elke nieuwe alinea begint aan de kantlijn (na een harde tab).
– Vermijd witregels tussen alinea’s, tenzij er een afbakening is tussen de onderdelen.
– Gebruik van onderstreping of vet moet worden vermeden. Url’s worden niet onderstreept noch gemarkeerd. (In de digitale vorm worden de linken door ons verzorgd.)
– Cursivering is wel mogelijk, bijv. bij iets (woord, woordgroep …) wat de auteur wil accenturen; bij vreemde terminologie of middeleeuwse citaten in de lopende tekst. Cursieven worden steeds gebruikt voor titels: van boeken, tijdschriften, kranten, radio- en tv-programma’s, kunstwerken, …
Ook titels van fabels worden (voortaan) gecursiveerd.
– Acroniemen worden in klein kapitaal geschreven (MS, MNW, NL, BE, BN, KBR), Romeinse cijfers in hoofdletters (VI), maar Romeinse paginanummers in kleine letters (xvi-xvii).
– Gebruik van afkortingen wordt zoveel mogelijk vermeden. Nederlandse varianten verdienen de voorkeur. Euro wordt liefst niet afgekort, en wordt net als andere munteenheden niet in tekens weergegeven.
– Wél gebruikte afkortingen: p. (pagina, niet blz.), n. (noot), hs. of ms., f. (folio, niet fol. of f°.), r./v. (recto/verso), v. (vers/verzen, niet vs. of vss.), afb. (niet ill.), e.a. (en anderen voor bijv. auteurs), bijv. (bijvoorbeeld, niet vb.). Ook m.n., z.p., z.j. (zonder jaartal, plaats …) worden geprefereerd.
– Cijfers van een tot en met twintig worden in letters geschreven (tenzij het gaat om pagina- en versaanduidingen, jaartallen, enz.). Vanaf 21 gebruiken we getallen, met uitzondering van eenentwintigste-eeuws(e). Veelvouden van tien/honderd/duizend worden voluit geschreven. Getallen worden nergens verkort weergegeven: bijv. 1991-1992, p. 115-117.
– Vermelding van Bijbelcitaten: Genesis 5:25. Bijbelboeken worden niet afgekort.

Eindnoten en literatuurlijst

– Artikels kunnen voorzien zijn van eindnoten. Voetnoten worden niet gebruikt. Indien geen noten worden gebruikt, kan een beperkte literatuurlijst/bibliografie worden opgenomen. De combinatie van noten en een bibliografie/literatuurlijst wordt het liefst vermeden, maar wordt niet uitgesloten.
– Eindnoten zijn consequent binnen elk artikel (er kunnen varianten optreden, bijv. het al dan niet opnemen van de uitgever, maar dit moet wel binnen elk artikel consequent gebeuren). Na elk veld gebruiken we een komma i.pl.v. een punt.
– Titels van bijdragen in tijdschriften en boeken worden tussen enkele aanhalingstekens geplaatst, boektitels in cursief.
– De plaats van uitgave gaat vooraf aan de uitgeverij en daarna volgt het jaartal.
– Naar Tiecelijn wordt verwezen: tot jaargang 20 (als driemaandelijks tijdschrift):
               H. Heyse, ‘Met hele korte beentjes … maar geniaal. Wapenbroeders van Louis Paul Boon, in:
               Tiecelijn, 4 (1991) 2, p. 26-35.
Vanaf Tiecelijn jaargang 21 (als jaarboek): , in: Tiecelijn 33. Jaarboek 13 van het Reynaertgenootschap, 2020, p. 120-121.

Citaten

– Kleinere citaten (max. 2-3 regels) worden voorafgegaan en gevolgd door enkele aanhalingstekens. Citaten in citaten vereisen dubbele aanhalingstekens.
– In de lopende tekst en in de voetnoten worden korte citaten uit secundaire literatuur, ook in vreemde talen, tussen enkele (gekrulde) aanhalingstekens geplaatst: ‘op deze manier’.
– Langere citaten – zowel uit de secundaire als de middeleeuwse literatuur – worden weergegeven als ingesprongen tekstblok tussen twee witregels (geen aanhalingstekens en ook niet cursiveren).
Het citaat begint nooit met een insprong.

Spelling

– Samenstellingen met ‘Reynaert’ (ook niet als er naar een tekst wordt verwezen), ‘Tiecelijn’ en andere eigennamen worden niet met een koppelteken gescheiden en niet gecursiveerd. Reynaertonderzoek, Tiecelijnjaarboek, Boonstudie, Kriekeputtewildernis. 
– Familienamen na voornamen worden vanaf jaarboek 34 / van nu af aan voor Vlaamse namen met hoofdletter V & D geschreven (tenzij de auteur erop staat of het officieel met kleine v&d is (Jack van Peer) en in adellijke namen); Nederlandse namen met kleine t(er/n), v(an) & d(e). In bibliografische lijsten staan namen met van en de op het hoofdbestanddeel van de namen. Nederlandse familienamen die beginnen met ‘ten/r’ ‘van’ en ‘de’ worden enkel met kapitaal geschreven indien er geen voornaam voorafgaat: bijv. Van Oostrom, F.P.
– Er wordt gestreefd naar uniformiteit in de spelling van de dierennamen. Hiervoor geldt de spelling die Tiecelijn van in het begin gebruikte: Reynaert (de vos), Isegrim (de wolf), Bruun, Tibeert, Cantecleer, Grimbeert, Gente, Hersinde, Hermeline, Cuwaert, Ermenrik, enz.
– In citaten en in de eigennamen van verenigingen of manifestaties wordt de geëigende schrijfwijze behouden (Reinaertpad, Reynaertroute, Reinaerts streken, enz.). De namen van de dorpers worden met één enkele hoofdletter geschreven.
– Titels van Middelnederlandse werken worden met een hoofdletter aan het begin én met een hoofdletter voor elke eigennaam geschreven: Van den vos Reynaerde (VdvR = RI), Reynaerts historie (RII), Der natueren bloeme
– Citaten uit VdvR worden bij voorkeur/twijfel geciteerd naar de Comburgse codex, in de transcriptie van V. Uyttersprot, in: J.D. Janssens, e.a., Van den vos Reynaerde. Het Comburgse handschrift, Leuven, Davidsfonds, 1991; of voor de andere handschriften, naar de synoptische editie van W.Gs Hellinga, Van den vos Reynaerde. I. Teksten diplomatisch uitgegeven naar de bronnen vóór het jaar 1500, Zwolle, 1952 (eventueel met interpunctie).

Moderne edities en vertalingen kunnen verwijzen naar de editie van Walter Verniers (op onze site).
Auteurs kunnen altijd andere edities citeren als zij dit vermelden.

Illustraties

– Naar illustraties wordt bij de illustratie steeds verwezen als Afb. Na het onderschrift volgt steeds een punt. Bijv. Afb. 7. Zelfportret. 

Recensie

– Na elke recensie volgt een titelbeschrijving + ISBN. Niet in kader; ook geen prijsopgave.

Noten

– Er wordt gebruik gemaakt van voetnoten, geen eindnoten.
– Nootnummers in de tekst worden steeds aan het einde van de zin geplaatst, ná het interpunctieteken.
– Wanneer er sprake is van meerdere verwijzingen, worden deze van elkaar gescheiden door middel van een puntkomma.
– Als de naam van de auteur reeds is genoemd, wordt die niet herhaald in de literatuurverwijzing.
– Idem en Ibidem kunnen gebruikt worden.
– Varianten zijn mogelijk, maar moeten consequent zijn; bijv. (Reyniers 2018).
– Bij verwijzingen naar websites worden waar mogelijk dezelfde principes gevolgd als bij andere publicaties. De URL wordt enkel in de bibliografie genoemd, en wordt daar gevolgd door de tekst (geraadpleegd op dd-mm-jaar).

Bibliografie

– De bibliografie volgt helemaal aan het eind, na de noten.
– De bibliografie is alfabetisch geordend op auteur of redacteur, bij tekstuitgaven op editeur (niet op de naam van de middeleeuwse auteur). Als het niet anders kan op eerste hoofdwoord van de titel. Hierbij wordt de internationale alfabetisering gevolgd (dus Van Anrooij bij de V).
– Indien de voornaam van de auteur in de geciteerde publicatie voluit wordt geschreven, dan ook in de bibliografie.
– Informatie over de druk, zoals ‘2e herziene druk’ of ‘Onuitgegeven proefschrift’ komt voor de plaats, uitgever en jaar, gescheiden door komma.

Achteraan in het nummer

– Naam + kleine bio. Bij opname van een artikel gaat de redactie ervan uit dat de auteur een kleine bio aanlevert.

Tot slot

– Data worden als dd-mm-jjjj aangegeven. Dagen worden niet voorafgegaan door een 0, maanden wel: bijv. 3-12-2020 & 30-03-2020. Voortaan ook voor de kroniek: 27-10-2021 (met streepjes en jjjj).
– De aankondigingen van: Noten, Literatuurlijst, Bibliografie staat in klein kapitaal & vet.
– Na een URL volgt in de noten steeds een punt.
– nvdr. of auteursopmerkingen staat/n tussen vierkante haken. [nvdr. …]
–  na: ‘Zie’, ‘Bijv.’, ‘Info’ volgt geen dubbele punt; na in: wel.

De redactie apprecieert publicaties die reeds aan de huisstijl zijn aangepast, maar past ook zelf (in samenspraak) met de auteur de publicatie aan de huisstijl aan.
Bewuste afwijkingen van de lay-out zijn steeds mogelijk in afspraak met de hoofdredacteur.
De lay-out kan ook afwijken vanwege de vormgeving van de proef.
Het splitsingsprogramma van de vormgever heeft soms eigenaardigheden. We proberen splitsingen zo logisch mogelijk in te delen. Wezen in tekstkritische tekens, na ‘p.’ en bij cijfers worden vermeden.
Bij twijfel: kijk even naar jaarboek 34, het eerste in de vernieuwde huisstijl.
De huisstijl is niet echt statisch en kan aan wijzigingen onderhevig zijn.